Ik wil je hebben.
In de winkel zag ik je staan,
ik kon je niet en wist niet eens je naam.
In het middenpad stond je daar gedwee,
ik moest je hebben en nam je mee.
Thuisgekomen heb ik het echt niet afgewacht,
oh wat voelde je heerlijk, heerlijk zacht.
Ik deed mijn broek uit en liet mij gaan,
oh wat voelde jij toch heerlijk aan.
Nu ben je helaas niet meer hier,
ik spoelde je door, jij heerlijk toiletpapier.